Gepubliceerd op 01-09-2018

Behendig

betekenis & definitie

BEHENDIG, (in Zuidn. ook BENDIG) bn. bw. (-er, -st), een behendige jongen, vlug, schrander, handig, bij de hand;

— behendig wist hij hiervan partij te trekken, listig, gevat; op geschikte wijze;
— behendig klom hij achterop (een rijtuig), vlug, knaphandig;
— hij wist het mechaniek weer behendig in elkaar te zetten, bedreven, vlug en goed.
BEHENDIGLIJK, bw. (w. g.) bedreven, vlug; (fig.) listig, slim.
BEHENDIGHEID, v. bedrevenheid; vlugheid met eene zekere behendigheid iets doen;
—, (...heden,) behendige daad.