Gepubliceerd op 12-09-2018

Handig

betekenis & definitie

HANDIG, bn. bw. (-er, -st), een of meer handen hebbende, inz. in samenst.: eenhandig, tweehandig;

goed met de handen terecht kunnende, behendig, vlug, vaardig: een handig kind; zij is veel handiger dan ik gedacht had;
— gemakkelijk te hanteeren, geschikt in het gebruik een handig mes; een handig zeilschip; een handig boek; een handig formaat;
—, bw. op handige wijze: iets handig doen. HANDIGHEID, v. behendigheid, bedrevenheid, vaardigheid.