Gepubliceerd op 31-08-2018

ASEM

betekenis & definitie

1. ASEM, m. (-s), (Ind.) gewone naam voor de tamarinde 2. ASEM, m. (alledaagsch en gemeenzaam voor) adem;

ruimer asem halen, weer tot zich zelf komen, doordat men van angst wordt verlost;
— zijn asem ergens overheen laten gaan, het van nabij bekijken of beruiken;
— waaraan is hij gestorven ? aan gebrek aan asem (wanneer men de eigenlijke oorzaak van den dood niet kan of wil noemen);
— hij heeft vergeten zijn asem te halen, hij is gestorven; in één asem, zonder tusschenpoozen;
— (fig.) gij kunt die beide ministers niet in één asem noemen; iets met iets anders in één asem noemen, tegelijk noemen, gelijkstellen met elkander;
— dat paard heeft een langen asem, kan het lang uithouden;
— (van personen) lang, kort van asem zijn, lang of kort van stof;
— (gemeenz.) geen asem meer hebben. geen geld meer hebben;
— ik gaf hem geen asem, ik gaf geen antwoord;
— geen asem geven op iets, niet antwoorden op;
—wij kwamen niet vooruit; wij hadden geen asem, geen wind.

< >