bn. zonder vaste plaats, heen en weer trekkend deze onderwijzer is ambulant, werkt nu in deze dan in die klasse; (spottend) mijnheer is ambulant, heeft geen vasten werkkring;
— een ambulant hoofd der school, zonder eigen klas;
— een ambulante troep, rondreizende tooneelspelers;
— inspecteur van registratie bij den ambulanten dienst, zonder vaste inspectie;
— een ambulant makelaar, een onbeëedigd makelaar;
— bureau ambulant, spoorwegpostkantoor.