Gepubliceerd op 24-02-2020

Afspoelen

betekenis & definitie

Het begrip afspoelen heeft 2 verschillende betekenissen:

1. afspoelen - (spoelde af, heeft en is afgespoeld), door de werking van den stroom wegspoelen of weggespoeld worden het overstroomende water heeft al het goed van de bleek afgespoeld; het goed is van de bleek afgespoeld;
— door de kracht van den golfslag of de werking des stroom van het strand of den oever afscheiden en wegspoelen of weggespoeld worden: de golfslag spoelt groote stukken van dit land af; in de laatste jaren is hier veel van de duinen af gespoeld;
— afnemen of doen afnemen door het wegspoelen van gedeelten gronds, ook het land spoelt hier sterk af; groote stukken spoelen van dit land af; het heeft hier reeds jaren afgespoeld; in den laatsten tijd is het hier duchtig af gespoeld, vgl. aanspoelen;
— door de schuring van het water allengs de buitenste stofdeelen verliezen en daardoor in omvang verminderen, afnemen: de keisteenen aan den oever der rivier zijn ten gevolge van den sterken stroom in lengte van tijd vrij wat afgespoeld;
— luchtig afwasschen het stof van de handen afspoelen, ook de handen afspoelen;
— (fig.) (zedelijke onreinheden enz.) afwisschen;
— (kwade of schadelijke stoffen in het lichaam die als onreinheden worden voorgesteld) uit het lichaam verwijderen door het drinken van een hartversterkend vocht, ze met een lustigen dronk als ’t ware wegspoelen ik ben nu recht gezind eens lustig af te spoelen; vgl. zijne keel spoelen;
— (zorgen, bekommeringen, onaangenaamheden, aandoeningen enz.) uit den geest verwijderen, verdrijven, uitwisschen: kom, kom laat die naargeestige bijgedachten varen en spoel ze af met een hartigen dronk;
— alles of geheel spoelen we zullen eerst al het linnen maar afspoelen;
— alles afdoen wat er te spoelen is zoodra we afgespoeld hebben,
— zich afspoelen, zich in het water reinigen, baden dat een werkman gaarne eenige stuivers van zijne verdiensten afzondert om zich een paar malen ‘s weeks in schoon water af te spoelen;
— (van water of ander vocht) in min of meer golvende strooming wegvloeien, wegstroomen;
— af- en aanspoelen, wegstroomen en weder toevloeien;
— (w. g.) (water of ander vocht) stroomend van iets nedervloeien, afstroomen.

2. afspoelen - (spoelde af, heeft afgespoeld), (wev.) (draden van garen, zijde enz.) ze alle op spoelen of klossen winden, opklossen eerst moet al het garen afgespoeld worden;
— alles afdoen wat er op te klossen is hebt ge nog niet afgespoeld ?

< >