Gepubliceerd op 30-08-2018

Africhten

betekenis & definitie

AFRICHTEN, (richtte af, heeft afgericht), in eene andere richting houden, draaien : gij moet den kijker wat van het Noorden africhten; hij hield zijne oogen van het lijk afgericht, keek niet naar het lijk;

richten naar iets, voortbewegen naar een bepaald punt: een zwerm van pijlen op den vijand af richten;
— (fig.) een mensch of dier op iets africhten, hun allengs de behendigheid doen verkrijgen of de handgrepen aanleeren om de bedoelde handeling naar eisch te kunnen verrichten : een jongen op stelen af richten; hij richt zijn paard op allerlei kunstjes af; honden, valken, enz. tot de jacht af richten;
—soldaten africhten, ze door onderricht en oefening tot de vereischte vaardigheid in den krijgsdienst opleiden;
— jongelieden africhten, hunne opleiding zoo inrichten, dat men ze eenzijdig voorbereidt of klaarmaakt tot een bepaald bedrijf of tot het voldoen aan bepaalde exameneischen, zonder acht te slaan op algemeene ontwikkeling : op menige kostschool worden de leerlingen maar afgericht;
— (smederij) (ijzeren of stalen voorwerpen, inz. van zeisen) geheel afsmeden in den vereischten vorm.