Gepubliceerd op 30-08-2018

Adam

betekenis & definitie

ADAM, m. (-s), naam van den eersten mensch

kinderen van Adam, de menschen;
neef van Adams wege, zeer verre neef, zoodat men moeilijk den graad van bloedverwantschap zou kunnen uitrekenen;
— (fig.) stamvader;
— de geneigdheid tot zonde: de oude Adam kwam weer boven bij hem; de oude Adam kijkt uit de moouw; den ouden Adam afleggen, de oude geneigdheid tot zonde laten varen, zich beteren;
— als de rechte Adam komt, gaat Eva mee, gezegd tegen een meisje die beweert niet te willen trouwen; (vgl. als de rechte Jozef komt);
— Adam en Eva, gew. naam voor de monnikskap, de witte doovenetel en het handekenskruid.