Gepubliceerd op 27-09-2018

Neef

betekenis & definitie

m. (neven), broeders- of zusterszoon : hij is een volle neef van mij; zijn moeder was mijn eigen zuster; ooms- of tanteszoon : een neef van vaders-, van moederszijde;

— elke mannelijke afstammeling van een neef of eene nicht zoover de familie gerekend wordt: een verre neef; hij speelt neef tegen mij, noemt mij neef;
—naam, dien de Fransche koningen in hunne brieven aan de prinsen van den bloede gaven, alsmede aan onderscheiden vreemde vorsten, aan de kardinalen, de pairs, de hertogen, de maarschalken van Frankrijk, de Spaansche grooten en eenige andere aanzienlijken des rijks. NEEFJE, o. (-s).