bn. bw. (...zamer, -st),
1. schaars, zeer weinig voorkomende : zeldzame planten, dieren ; dat boek is zeldzaam; zeldzame gaven bezitten, uitstekende, zoals weinig voorkomen ; — een meisje van zeldzame schoonheid, bijzonder schoon ; — (bw.) dat is zeldzaam mooi, bijzonder, in hoge mate mooi;
2. vreemd, zonderling, ongehoord, wonderlijk : een zeldzaam verschijnsel; zeldzame vraag ;
3.(bw.) (w. g.) zelden: slaat Hoge machten gd: ’t zijn zeldzaam goede buren! (Staring).