1. (w. g.) zitten op : die stoel is pas bezeten;
2. in bezit (in het dagel. leven : in eigendom) hebben : een groot vermogen bezitten; een rijke bibliotheek bezitten; hij bezit geen cent, is doodarm ; — in de ruimste zin: hebben: vele deugden, een gezond verstand bezitten; vrienden bezitten; — (zegsw.) bezit uw ziel in lijdzaamheid, wees lijdzaam en geduldig (Luc. 21, 19); — een vrouw bezitten, tot zijn wens hebben.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk