Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zeeman

betekenis & definitie

m. (...lieden, ...lui),

1. persoon wiens beroep het is op zee te varen, varensgast, varensgezel; zij vrijt met een zeeman; een bevaren zeeman, die op zee goed thuis is ; — (spr.) zeeman geen man, klacht van zijn thuisgebleven vrouw:
2. persoon met betr. tot zijn kundigheid om op zee te varen: die kapitein is een goed, een knap zeeman; de Nederlanders zijn van ouds knappe zeelui; — (fig.) een goed zeeman wordt ook wel eens nat, een matig mens drinkt ook wel eens een glaasje meer dan hij verdragen kan.