Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wachter

betekenis & definitie

m. (-s),

1. die wacht houdt, waker, bewaker: de wachter op de toren ; — (bijb. zegsw.) wachter, wat is er van de nacht?, hoe is het met de zaken gesteld ? (Jes. 21 :11; titel v.e. gedicht v. Da Costa); wachters op Sions muren, bewakers der rechtzinnigheid ; — militaire wachter, persoon die een onbezet fort bewaakt;
2. (gew.) klapekster ;
3.(sterrek.) maan, bijplaneet, satelliet.

< >