m. (-s),
1. hij die waakt ; oppasser ; — waakhond ; — (zeew.) regeringsbeambte, belast met het toezicht over de ingescheepte goederen ;
2. (zeew.) waker of Spaanse waker, windwijzer op een masttop ;
3. zeedijk, onmiddellijk langs de zee ;
4. klos die moet beletten dat een (sluis)deur te ver opengaat.