Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Waarborg

betekenis & definitie

m. (-en),

1. onderpand, zekerheid, garantie : iets ten waarborg geven; een waarborg stellen ; dat is een waarborg voor de toekomst; — (oneig.) dit merk is een waarborg voor betrouwbaarheid; de Grondwet omkleedt de onteigening met veel waarborgen tegen lichtvaardige ontzetting uit de eigendom;
2. persoon die borg blijft, die tot vrijwaring verplicht is ;
3. de waarborg van goud en zilver, het aanbrengen, resp. de aanwezigheid van een stempel op gouden en zilveren voorwerpen (met een gehalte van minstens 583, resp. 833 duizendsten) waardoor ze als echt gekenmerkt worden, door de daartoe bevoegde overheidsinstelling ; ook deze instelling zelf: kantoor, ambtenaar van de waarborg; de wet op de waarborg van 1852 (herzien 1927).