v. (...heden),
1. veiligheid: zijn effecten in zekerheid brengen ;
2. gewisheid : de zekerheid ener tijding ; met zekerheid kan ik u zeggen ; — vaste overtuiging dat iets zo is ;
3. vast-, onveranderlijkheid ;
4. zaak die zeker is, vast staat: de oorlog betekende het verlies van alle zekerheden ;
5. beslistheid, vastheid : hij heeft een grote zekerheid in zijn spreken, in zijn optreden ;
6. onderpand, waarborg: geld lenen op zekerheid.