bw. bn., eig. de vergr. tr. van vroeg, maar in bep. bet. niet meer als zodanig gevoeld en als zelfst. bw. te beschouwen, t.w.
1. in de zin van eertijds, voorheen : vroeger stond hier een kerk; vroeger, toen er nog geen gas en electriciteit was; — als bn.: in vroeger dagen, jaren; — zelfst. gebruikt: van vroeger vertellen, van de oude tijd; — ook met betr. tot het verleden van een persoon : vroeger was hij erg driftig, nu niet meer; vroeger heb ik ook wel gerookt;
2. uit een vorig (niet onmidd. voorafgaand) tijdperk, vorig : een vroegere baas van mij; zijn vroegere verloofde.