(vertoefde, heeft vertoefd),
1. rust houden ; — (minder eig.) zich (voor enige tijd) ophouden, verblijven : mijn broeder vertoeft te Parijs ;
2. blijven : vertoef nog wat;
3. (vero., hog. st.) wachten: gij moet ; geen ogenblik vertoeven ; — uitblijven : Gij zijt mijn hulp en mijn bevrijder; o mijn God! vertoef niet (Ps. 40 : 18).