(vernam, heeft vernomen),
1. anders nemen, aanvatten dan te voren: willen wij het eens vernemen (wanneer twee personen tussen hen in iets zwaars dragen), van plaats verwisselen, zodat de andere handen nu aan de beurt komen ;
2. horen, met het gehoor waarnemen : een verdacht geluid vernemen;
3. met de geest gewaar worden, onderricht worden van : ik verneem daar, dat uw broeder verhoogd is ; naar men verneemt, naar verteld wordt;
4. vragen (naar): naar iemands verblijfplaats vernemen;
5. (veroud.) waarnemen, zien: toen hij, bij twee hoeven, nog een langen staart vernam, die kwispelend heen en weder speelde (Staring).