Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vennootschap

betekenis & definitie

[het accent wisselt], v. (-pen),

1. burgerlijke vennootschap, overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkaar te delen (echter niet handel te drijven):
2. vennootschap van koophandel (W. v. Koopli. a. 15, 16, 36) a. vennootschap onder (een) firma, welke twee of meer personen aangaan, ten einde onder een gemeenschappelijke naam koophandel te drijven; b. vennootschap bij wijze van geldschieting, ook en commandite genaamd, welke aangegaan wordt tussen een persoon of tussen meerdere hoofdelijke voor het geheel aansprakelijke vennoten, en een of meer andere personen als geldschieters; c. naamloze vennootschap, die genoemd wordt naar het voorwerp van de handelsonderneming.