Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vanzelf

betekenis & definitie

bw.,

1. uit zichzelf, uit eigen beweging, vrijwillig: de lijf jongens zorgen daar meestal vanzelf voor, zonder dat men ’t hun behoeft te zeggen ;
2. zonder verdere hulp of oorzaak van buiten af, zonder iemands toedoen, volgens de natuurlijke loop van zaken, spontaan, zo maar: in een politiestaat wordt elke politieke actie vanzelf een samenzwering; — het spreekt vanzelf ;
3. natuurlijk, vanzelfsprekend : als je er eenmaal mee begint, moet je er vanzelf mee doorgaan ; — vanzelf! natuurlijk! dat is heel begrijpelijk.