Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vaandel

betekenis & definitie

o. (-s),

1. aan een stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een land, een vereniging enz.; vlag: onder iemands vaandel strijden ; zich onder iemands vaandel scharen ; het vaandel planten ; het vaandel zwaaien, (bij feestelijkheden der gilden enz.) het ontrolde vaandel kunstig heen en weer bewegen, zodanig dat het steeds over de gehele breedte zichtbaar blijft; — (fig.) iets in zijn vaandel schrijven, een bep. beginsel in zijn programma opnemen;
2. veldteken (voor de infanterie) in vierkante vorm, met het rijkswapen er op, in tegenst. met de standaard van de cavalerie : het leger trok uit met vliegende vaandels en slaande trom;
3. doek met kleuren of emblemen gedragen aan een dwarsstang die horizontaal is bevestigd aan een stok : (B.-K.) het vaandel in een processie;
4. (hist.) vendel, afdeling krijgsvolk die onder één vaandel (1.) optrekt;
5. (niet alg.) zekere hoeveelheid bij het verkopen van haring, een aantal van minstens 200 stuks;
6. (fig.) programma, strijdleuze;
7. (jag.) de lange haren aan de staart van sommige honden.