Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Scharen

betekenis & definitie

(schaarde, heeft geschaard), bij elkaar —, tot een geheel —, op regelmatige wijze opstellen, rangschikken, ordenen: een leger in slagorde scharen; allen stonden geschaard, in orde achter of naast elkaar geplaatst; — zich om het vuur scharen, in zekere orde daaromheen gaan zitten; — zich om een persoon of zaak scharen, zich opstellen om die te verdedigen of te beschermen; — zich onder zeker vaandel scharen, zekere partij kiezen, zekere leuze volgen.