Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tropisch

betekenis & definitie

bn. bw.,

1. betr. hebbend op de keerkringen;

(kosmogr.) tropisch jaar, de tijd die verloopt tussen twee opeenvolgende doorgangen der aarde door het punt Ram (365d 5 u 49 m).

2. tot de keerkringslanden behorende, daaraan eigen, van daar afkomstig: de tropische gewesten, planten; tropische regens, geweldige stortregens in de tropen: tropische ziekten, ziekten die zich in het tropisch klimaat bij Europeanen voordoen; — (meteor.) een tropische dag, waarop de temp. boven 30℃. komt; — (bw.) als in de tropen: tropisch heet.
3. oneigenlijk, beeld sprakig.