bn. bw.,
1. betr. hebbend op de keerkringen;
(kosmogr.) tropisch jaar, de tijd die verloopt tussen twee opeenvolgende doorgangen der aarde door het punt Ram (365d 5 u 49 m).
2. tot de keerkringslanden behorende, daaraan eigen, van daar afkomstig: de tropische gewesten, planten; tropische regens, geweldige stortregens in de tropen: tropische ziekten, ziekten die zich in het tropisch klimaat bij Europeanen voordoen; — (meteor.) een tropische dag, waarop de temp. boven 30℃. komt; — (bw.) als in de tropen: tropisch heet.
3. oneigenlijk, beeld sprakig.