Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tin

betekenis & definitie

o., chem. element uit de vierde groep van het periodiek systeem (Sn), een metaal van blauwwitte kleur dat zeer week en rekbaar is; het s.g. is 7.3 en het smelt bij 232° C; (als stofn.) tin wordt veel gebruikt om ijzeren en koperen voorwerpen te bedekken (te vertinnen); — (coll.) gebruiks- en siervoorwerpen van het genoemde metaal vervaardigd: een verzameling antiek tin.