Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Systeem

betekenis & definitie

o. (systemen),

1. geleed geheel van bij elkaar behorende delen of eenheden, geschikt volgens een ordenend beginsel; — logisch geordend geheel van begrippen en stellingen: een wijsgerig systeem; het mercantilistisch systeem; een politiek systeem; een systeem van geweld en intimidatie; — (in de natuurwetenschap) ordening der natuurobjecten volgens kenmerken: men onderscheidt kunstmatige en natuurlijke systemen; de indeling der planten volgens het systeem van Linnaeus; — (taalk.) het systeem der vervoeging van de werkwoorden; het phonologisch systeem van een taal; — stelsel van werkwijzen of handelingen: een nieuw systeem van opvoeding, van onderwijs, van fundering; — er zit geen systeem in, het is stelselloos, gaat niet volgens een plan of regels; hij werkt zonder systeem.;
2. (concreet) samenhangend geheel van gelijksoortige eenheden: een systeem van vestingwerken; vgl. buizen-, kaartsysteem.