Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Periodiek

betekenis & definitie

(<Fr.),

I. bn. bw.,
1. op regelmatige tijden terugkerend: de periodieke, winden; periodieke beweging, die al of niet regelmatig is, maar telkens na een bepaald tijdsverloop op dezelfde wijze herhaald wordt; periodieke onthouding, gedragslijn die bij sexuele omgang wordt gevolgd, ten einde, zonder gebruik te maken van andere middelen, de kans op zwangerschap zo klein mogelijk te houden; periodieke uitkeringen; periodieke traktementsverhoging; — periodieke tijdschriften; de periodieke, pers;
2. (rekenk.) de periodieke breuken, de repeterende breuken;
3. bw., bij perioden, na verloop v. e. bep. tijd: periodiek terugkerende ziekten;

II. zn. v. en o. (-en), uitgave waarvan de opeenvolgende nummers met regelmatige tussenpozen in het licht gegeven worden: tijdschriften en periodieken.