m. (-s), (gew.)
1. stomp van een tak of boom met één of meer vertakkingen ;
2. gevorkte tak, gaffel, mik: schapen die door openingen van een heining kruipen krijgen een strampel om de nek;
3. vork om graan bij het dorsen te keren; gaffel;
4. touw, vorksgewijs verbonden aan de lijn van een paardetuig voor het mennen van een tweespan.