(slaagde, is geslaagd),
1. bereiken wat men zich ten doel heeft gesteld; zijn pogingen tot een goed einde brengen: slagen in iets, met iets; ik ben met hem geslaagd, dit is mij met hem gelukt; — in een winkel (kunnen) slagen, vinden wat men zoekt, tot een koop komen.
2. (in ’t bijz.) met succes examen doen: hij is voor ’t Frans geslaagd, nl. voor het examen ter verkrijging v. d. akte.
3. (met een zaak als ond.) goed uitvallen: het slagen der onderneming; een geslaagd candidaatsexamen; de tekening is goed geslaagd.