Wat is de betekenis van slagen?

slagen - Werkwoord 1. ergatief ~ in: iets bereiken ♢ Hij is erin geslaagd om het apparaat weer werkzaam te maken. 2. ergatief het examen succesvol beëindigen ♢ Van onze eindexamenleerlingen is 98% geslaagd en 2% gezakt. 3. ergatief goed aflo...

slagen - regelmatig werkwoord uitspraak: sla-gen 1. het examen halen ♢ hij is geslaagd voor de havo 2. het met succes doen ♢ zij slaagde erin directeur te worden 3....

slagen, sloeg, geslaan (eigenzinnige vervoe¬ging van ‘slaan / sloeg / geslagen’). Ik heb erop geslaan, want ik had zin hem te slagen. Ook: verslaan: ‘Alonso heeft me nooit echt verslaan’ (aldus Schumacher, kop in De Standaard van 31-3-2006). Ook: ontslaan: Gaat ge mij ontslagen? En: Ik heb enorme flaters uitgeslaan. Opsl...

(Barg.) winst, buit

v., slagje, klear komme; hij slaagt er in, it slagget him; willen —, flotsje, flodderje, flutte, fleije, bûterje wolle; het slaagt niet, it bidijt net, it bislacht net; — in het leven, it bêst meitsje, dwaen, opgong meitsje; (bij een examen), slagje, der troch komme; er in —...

...

(slaagde, is geslaagd), 1. bereiken wat men zich ten doel heeft gesteld; zijn pogingen tot een goed einde brengen: slagen in iets, met iets; ik ben met hem geslaagd, dit is mij met hem gelukt; — in een winkel (kunnen) slagen, vinden wat men zoekt, tot een koop komen. 2. (in ’t bijz.) met succes...

winst; buit. Hij heeft mooie slagen gemaakt.

~ al blanco, doeltreffen. atiplar, hoger stemmen; ~se, van laag tot hoog overgaan (stem, muziekinstrument).