(bereikte, heeft bereikt),
1. door het uitstrekken van de hand (al of niet met een werktuig, stok enz. daarin) kunnen raken of grijpen: een tak van een boom niet kunnen bereiken.
2. na een tocht in een als doel gestelde plaats aankomen: zijn bestemming bereiken; de brief bereikte hem niet, hij ontving die niet;
3. iem. niet kunnen bereiken, geen verbinding met hem kunnen krijgen; (ook) hem zijn macht niet kunnen doen gevoelen.
4. met betr. tot de tijd: een hoge ouderdom bereiken, zeer oud worden.
5. komen tot (een zeker doel): zijn doel, oogmerk bereiken.