Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Sfeer

betekenis & definitie

(<Fr.), v. (sferen),

1. (veroud.) bol; — (dicht.) de harmonie der sferen, muziek die de hemellichamen bij hun beweging door de aether zouden voortbrengen;
2. een uit cirkels bestaande open hemelglobe.
3. bolvormig gedacht gebied dat de aarde op groter of kleiner afstand omgeeft: hogere sferen, de hemel.
4. denkbeeldig gebied waar bepaalde geestelijke waarden thuishoren; in hoger sferen zijn, met zijn gedachten bij de hoogste zaken verwijlen, (scherts.) zitten soezen;
5. geheel van denkbeelden en gevoelens waarin iem. leeft, waarin hij opgaat: dat is mijn sfeer; dat ligt buiten mijn sfeer.
6. kring van verschijnselen: daarmee komt men in de ethnologische sfeer; de sfeer van het bovenzinnelijke.
7. stemming in een kring of omgeving: een opgewonden sfeer; — ook pregnant in gunstige zin: er is een gebrek aan sfeer.