Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schaduw

betekenis & definitie

v. (-en),

1. deel van de of een ruimte waar — of toestand dat in een ruimte het licht onderschept is of niet rechtstreeks doordringt: de verdeling van licht en schaduw; in de schaduw staan; ~ eigen schaduw, het niet verlichte gedeelte van een lichaam; — (fig.) iets in de schaduw laten, laten vallen ; —(fig.) geen licht {zon) zonder schaduw, alles heeft zijn voor en tegen ; — iets of iem. in de schaduw stellen, die persoon of zaak door zijn verrichtingen of in belangrijkheid overtreffen; — (fig.) gebied van duisternis: de schaduwen des doods (Job 10:21); de schaduw van het graf, van de nacht;
2. (in vager zin) plek waar weinig licht doordringt, inz. met betr. tot de plastiek van voorwerpen; (schild.) donkere tint of plek die men in een tekening of schilderij aanbrengt voor de plastiek of het perspectief, diepsel: die schilder weet licht en schaduw goed aan te brengen ; de schaduw op een tekening aangeven ; donkere, diepe, lichte schaduwen; — (fig.) iets dat een persoon of zaak in een minder gunstig licht stelt of daaraan iets sombers geeft: dat werpt een donkere schaduw op zijn anders zo /link karakter;
3. donkere vorm waarin een (ondoorzichtig) lichaam zich door het onderscheppen der lichtstralen op de bodem of op een achtergrond aftekent: de schaduw van een toren; bewegende schaduwen op het gordijn van een verlichte kamer; — de schaduwen worden langer, het wordt later op de middag ; — iem. volgen, vergezellen als zijn schaduw, onafscheidelijk van hem zijn ; — beeld van vergankelijkheid: ik ga heen gelijk een schaduw (Ps. 109 : 23); — (fig.) hij kan niet in zijn schaduw staan, hij komt hem op verre na niet nabij, is verreweg zijn mindere ;
4. beschutting die een lichaam tegen het licht en tevens tegen de warmte van de zon geeft; plaats waar beschutting tegen de zon is : de bomen geven nog niet veel schaduw ; in de schaduw zitten; — (diev.) in de schaduw zitten, in de gevangenis;

(fig.) beschutting, bescherming: (bijb.) verberg mij onder de schaduw uwer vleugelen, neem mij in uw hoede; de nijverheid bloeit in de schaduw van de vrede; onder de schaduw van uw naam;

5. gedaante die slechts vaag is waar te nemen, schim: rondwarende schaduwen ;
6. iets dat niet tastbaar is, iets dat alleen in iemands voorstelling of in naam werkelijkheid of waarde heeft: naar een schaduw grijpen ; een schaduw omhelzen, een hersenschim najagen; ijdele schaduwen ;
7. iets dat geheel of grotendeels de kracht of waarde mist van wat het moet voorstellen of oorspr. geweest is, zwak beeld : wat is hij vermagerd en afgevallen, hij is de schaduw van vroeger niet; het is slechts een schaduw van onafhankelijkheid; — geen schijn of schaduw was er van te bekennen, helemaal niets ; — er blijft mij geen schaduw van hoop over, in ’t geheel geen hoop ;
8. voorspiegeling of bedreiging die van een in de toekomst liggende zaak of gebeurtenis uitgaat: de schaduwen van morgen ; komende gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit;
9. (pap.) donkere streep als gebrek in geschept papier.