(<Lat.), o. (-’S),
1. geschrift waarin werkzaamheden die volgens een bepaald plan zullen worden verricht, staan opgesomd: het program van een cursus, van een congres; — in ’t bijz. met betr. tot een openbare uitvoering, een feest enz.: het programma van een concert, een toneeluitvoering; het programma afwerken, al de nummers uitvoeren; — dat staat niet op ons program, dat zijn wij niet van plan te doen;
2. (zeew.) opsomming van de soort of charter van het schip dat men bouwen wil, de afmetingen, de waterverplaatsing, diepgang enz.;
3. verklaring van een ministerie, een politieke partij enz. waarin zij haar beginselen uiteenzet en in ’t kort haar eisen opsomt: het programma der communistische partij; programma van actie;
4. (fig.) richtsnoer bij enige vereniging, ontwerp voor de opbouw op enig gebied: het program van de nieuwe richting.