Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Plautus

betekenis & definitie

TI'TUS MAC'CIUS —, Kom. blijspeldichter, geboren ± 254 v. C. te Sar'sina in Umbrië, gest. in 184.

Op jeugdige leeftijd kwam hij te Rome aan het toneel, maar werkte, om in zijn onderhoud te voorzien, ook als molenaarsknecht. Er werden hem 130 toneelstukken toegeschreven, maar slechts 21 daarvan zijn echt; van de 20 stukken, die nog over zijn, is een der bekendste de Aulula'ria, het spel van de verborgen pot met goud, de caricatuur van de gierigaard, nagevolgd door Hooft in zijn Warenar, en Molière in zijn Avare. Voorts de Menaech'mi (de Tweelingbroeders), door Shakespeare nagevolgd in zijn Comedy of Errors ; de Miles Glorio'sus (de Pochende soldaat); de Mostella'ria (het Spookhuis); de Amphi'tryo (ook door Molière nagevolgd in Amphitryon), de travesti van een mythe (zie het art. Amphitryo).