Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Toneel

betekenis & definitie

o. (tonelen),

1. getimmerte waarop een schijnvertoning ten vermake van een publiek wordt opgevoerd ; thans de plaats, de estrade in een schouwburg waar zulks geschiedt : het toneel is 12 meter breed ; het toneel betreden, verlaten ; links op het toneel ; — (fig.) van het toneel verdwijnen, weggaan, niet meer gezien worden in zekere kring : — iets ten tonele voeren, het vertonen, opvoeren : ook fig. met betr. tot hetgeen in geschrifte voorgesteld wordt ; —
2. datgene wat op een toneel als onder 1. te zien is, wat er afgebeeld wordt : het toneel stelt een bos, een binnenkamer voor;
3. deel van een bedrijf (in een toneelstuk), t.w. waarbij een of meer personen opkomen of het toneel verlaten : een toneelstuk verdeelt men in bedrijven, de bedrijven in tonelen : derde toneel;
4. het toneelvermaak ; alles wat met de schouwburg en het toneelspelen in verband staat; aan het toneel verbonden zijn; rubriek in een dagblad die daarover handelt; —schouwburg: de bestuurders van een toneel;
5. (coll.) dat wat in een bep. land of in een bep. tijd of zeer in het alg. geschreven wordt om als toneelstuk opgevoerd te worden : het Nederlands toneel', het toneel in de 16de eeuw : geschiedenis van het toneel; — ook : de gezamenlijke toneelspelers van een land;
6. (fig.) plaats waar iets (inz. een reeks van gebeurtenissen) voorvalt: het toneel van de strijd : Frankrijk was het voornaamste toneel van de oorlog ; — de wereld is een groot toneel, het leven gelijkt een toneelstuk;
7. (fig.) dat wat zich voor iemands ogen voltrekt : voorval of reeks van voorvallen met betr. tot de indruk die zij op de beschouwer maken : een aandoenlijk, een jammerlijk toneel; tonelen van jammer en ellende; — (in pregn. zin) verwarde of wonderlijke vertoning : 't was een toneel.' — ook de uitbeelding daarvan ; vgl. herbergtoneel
e.d.;
8. in de verb. toneel spelen, optreden in een spel, in een toneelstuk; (oneig.) zich aanstellen; vand. toneel voor schijnvertoning, komedie : je moet die tranen en dat misbaar niet zo ernstig nemen, dat is allemaal toneel.