Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onderhoud

betekenis & definitie

o.,

1. (van pers.) verzorging, voeding en verpleging: voor zijn dagelijks onderhoud zal worden zorg gedragen; in zijn eigen onderhoud voorzien; de kosten van iemands onderhoud dragen;
— veel of weinig aan onderhoud kosten;
— het onderhoud der troepen;
2. (van zaken) het in goede staat houden er van: het onderhoud der openbare plantsoenen; de machine kost veel aan onderhoud;
3. stoffelijke middelen waarmee iemand onderhouden wordt; voedsel, kost: kost en onderhoud geven; zich zijn onderhoud verschaffen; zijn onderhoud verdienen;
— (bij uitbr.) geld waarmee in iemands levensbehoeften voorzien wordt: de schuldeiser die in gebreke is gebleven om het onderhoud (voor de gegijzelde) voor te schieten;
4. samenspreking, gesprek: een langdurig onderhoud; een algemeen onderhoud, een gesprek waaraan door de gehele kring wordt deelgenomen;
— een afzonderlijk, geheim onderhoud; een onderhoud onder vier ogen;
in een onderhoud gewikkeld zijn, met iem. in gesprek zijn; een onderhoud afbreken (staken, besluiten enz.), een einde maken aan een onderhoud;
— stof tot onderhoud geven (of zijn), het onderwerp van het gesprek uitmaken;
— iem. een onderhoud toestaan;
5. het zich onderhouden met iem., het spreken: hij is zeer gezellig van onderhoud, is een gezellige prater.