Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Rome

betekenis & definitie

v.,

1. hoofdstad van het Romeinse Rijk, later van de Kerkelijke Staat, en thans van Italië; zetel van de Paus; — (spr.) het is zo oud als de weg naar Rome, zeer oud, overbekend; — Rome is niet op één dag gebouwd, alles vereist tijd; — met vragen komt men te Rome, al vragende wordt men voortgeholpen, terechtgeholpen; — alle wegen gaan, leiden naar Rome, men kan op verschillende wijzen zijn doel bereiken; — hij is te Rome geweest en heeft de Paus niet gezien, het voornaamste heeft hij niet gezien; — hoe dichter bij Rome, hoe slechter Christen;
2. de R.-K. Kerk en haar instellingen: Rome zal zich tegen die maatregel verzetten; — Rome en Dort, het Katholicisme en het Calvinisme.