Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Overvoeren

betekenis & definitie

I. OVERVOEREN

I. (voerde over, heeft overgevoerd),
1. over (iets) heen of naar de andere zijde voeren, geleiden, brengen, dragen: hij voerde ons het gebergte over; die meisjes werden naar Engeland overgevoerd;
2. (scheepst.) in een andere richting brengen, verplaatsen: de voorschottem worden overgeredderd, doch niet aangehaald, en de bezaansboom overgevoerd;

II. (overvoerde, heeft overvoerd), te veel aanvoeren naar, overladen met: de markt was overvoerd van dat artikel, men bood het veel te veel te koop aan.

II. OVERVOE'REN (overvoerde, heeft overvoerd), te veel voeder geven: varkens overvoeren.