Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Overstromen

betekenis & definitie

I. (overstroomde, heeft overstroomd),

1. stromende bedekken, onder water zetten: de rivier heeft het land overstroomd; de stortregens overstroomden alles;ook van licht, en fig. : een glans van vreugde overstroomde haar gelaat;
2. als een stroom, in grote menigte komen over; inz. passief: Californië werd door gelukzoekers overstroomd; onze markt wordt overstroomd met Duits fabrikaat;
3. (oneig.) door overmatigheid of groot aantal overstelpen: de vleierijen waarmee zij hem overstroomde; een alles overstromende vreugde;

II. (stroomde over, heeft overgestroomd),

1. (onoverg.) van het een in het andere stromen, meestal fig. : het was alsof uit zijn hand een vuur in mij overstroomde (Conscience);
2. (onoverg.) stromende over de rand komen, meestal met datgene wat de vloeistof enz. bevat als ond. : de emmer stroomde over; — (fig.) zijn mond stroomde over van loftuitingen; het overstromend gemoed;
3. (onoverg.) overvuld raken of zijn: de markt stroomt over van nieuwsgierigen.