VREUGD, v.,
1. gevoel, gewaarwording van blijdschap, verheuging : de vreugde over dit weerzien; opspringen van vreugde; — pleizier: in vreugde leven; aan iem. vreugde beleven’, (spr.) hoe meer zielen, hoe meer vreugd, hoe groter gezelschap, hoe meer plezier ; uitgelaten vreugde, hoogste trap van ; —vreugde der wet, Israëhetische feestdag in Oct. ter herinnering aan het herstel van de godsdienst na de Babylonische ballingschap (Neh. 12 : 44);
2. het betonen van blijdschap : de stad was vol vreugde ;
3. (-n), wat verheugenis veroorzaakt, bron van geluk : hij is de vreugde zijner ouders; vreugden van Holland.