Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oorlog

betekenis & definitie

m. (-en),

1. strijd tussen twee of meer volkeren, vorsten of staten : een aanvallende, een verdedigende oorlog; oorlog ter zee, te land; de oorlog verklaren; — toestand dat er zulk een strijd gaande is : het is oorlog; in de oorlog hebben wij veel gebrek geleden; — de kleine oorlog, het buit maken van konvooien, bestoken van detachementen, overvallen van geïsoleerde posten enz.; —(Zuidn.) manoeuvres; — schepen van oorlog (vero., hist. st.), oorlogsschepen; — het departement van oorlog, meton. ook wel alleen oorlog genoemd ; — de minister van oorlog, die aan het hoofd van het departement van oorlog staat; — troepen op voet van oorlog, op de volledige getalsterkte gebracht en uitgerust om in de oorlog te trekken; — een gebied in staat van oorlog verklaren, afkondiging van een wettelijke toestand in een landstreek waarbij aan het militair gezag enige bevoegdheden ten opzichte der burgerij zijn toegekend (minder dan bij de staat van beleg): wet op de staat van oorlog en van beleg;
2. (fig.) vijandschap tussen twee personen: het is oorlog tussen ons; in oorlog met iem. leven.