Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onvast

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, meest —),

1. niet in vaste toestand verkerende, week : door de regen was de grond onvast' geworden;
2. niet vast liggende; wankel: hij staat nog on'vast op zijn schaatsen ; deze hoop rust op onvaste gronden;
3. licht gestoord wordende : hij heeft een onvaste slaap, bij het minste geritsel wordt hij wakker;
4. onzeker, niet volkomen beheerst wordende door de wil: toen hij haar aansprak, was zijn stem onvast' en stamelend; met on'vaste schreden vervolgde hij zijn weg;
5. wankelmoedig: in onvaste karakters kan de liefde geen wortel schieten.

< >