Wat is de betekenis van onvast?

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onvast

onvast - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-vast 1. zacht en slap ♢ door de regen is de grond onvast geworden 2. wat niet stevig staat ♢ opa staat nogal onvast op zijn benen ...

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onvast

adj. & adv., ûnfêst, wif, ûnwis, rank; — staand, wankel, wippelich, wipperich; — op zijn poten, wippelskonkich; — op zijn poten staan, wippelskonkje, wippelje, wipperje; — van gang, slingerich, (s)tuitelich, stutelich; — lopen, (s)tuitelje, stutelje; &mdas...

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onvast

bn. bw. (-er, meest —), 1. niet in vaste toestand verkerende, week : door de regen was de grond onvast' geworden; 2. niet vast liggende; wankel: hij staat nog on'vast op zijn schaatsen ; deze hoop rust op onvaste gronden; 3. licht gestoord wordende : hij heeft een onvaste slaap, bij het minste geritsel...

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onvast

bn., bw.; onvaster, meest onvast (1 niet in vaste toestand verkerend; week; 2 licht te verstoren; 3 wankel; 4 wankelmoedig): 1 moerassig en onvast terrein; 2 een onvaste slaap; 3 dit steunt op onvaste gronden; onvast ter been; onvast op zijn schaatsen staan; 4 een onvast karakter.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onvast

(on'vast) bn. en bw. (-er, meest -) 1. week: het terrein was moerassig en -. 2. wankel: met -e schreden. 3. licht te storen : een -e slaap. 4. wankelmoedig : een- karakter. 5. onzeker : die teorie steunt op -e gronden.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onvast

bn. en bw. (-er, meest onvast), 1. niet in vaste toestand verkerend, week: door de regen was de grond onvast' geworden; 2. onstabiel, wankel: hij staat nog onvast op zijn schaatsen; een onvaste markt; 3. licht gestoord wordend: ik slaap nog onvast’; 4. onzeker: met onvaste schreden vervolgde hij zijn weg.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onvast

bn. bw. (-er, meest-), niet in vasten toestand verkeerende, week : door den regen was de grond onvast geworden; — niet vast liggende, wankel : deze hoop rust op onvaste gronden; — licht gestoord wordende : hij heeft een onvasten slaap; bij het minste geritsel wordt hij wakker; — onzeker, niet volkomen beheerscht wordende door de...