Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ontsluiten

betekenis & definitie

(ontsloot, heeft ontsloten),

1. openen: het kind ontsluit het oog; staat het aan u, de poort des hemels te sluiten en te ontsluiten? — zich ontsluiten, zich openen, opengaan: ontsluit u, o aarde, schiet bloesems en geuren; (fig.) een vrije, onbezorgde werkkring zou zich voor hem ontsluiten.
2. (fig.) blootleggen: zijn hart voor iem. ontsluiten.
3. openleggen, toegankelijk maken voor exploitatie of verder onderzoek: een gebied ontsluiten.
4. (technol].) (vezelstoffen) verwerken

tot losse vezels.