Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hemels

betekenis & definitie

bn. bw.,

1. tot de hemel, het luchtruim behorend : de hemelse gesternten;
2. in de hemel zich bevindend of te vinden: de hemelse Vader, God; de hemelse gelukzaligheid; de hemelse machten ; — (als uitroep) hemelse deugd! God, hemelse vader! :
3. uit de hemel afkomstig, er door bestierd of geïnspireerd : hemelse woorden, hemels licht; hemelse verrukking ;
4. gelijkend op, passend voor de hemel der gelukzaligen: een hemels oord ; — verrukkelijk, goddelijk : ‘t is een hemelse verschijning, van een schone vrouw gezegd; zij heeft een hemelse stem ; ’t is hemels weer; — als bw., op hemelse wijze : hemels kijken, met van gelukzaligheid stralende ogen; — verrukkelijk, heerlijk: het smaakt hemels; 't is hemels mooi;

5. het Hemelse Rijk, China ; zoon van het Hemelse Rijk, Chinees.