bn. bw. (-er -st),
1. waarin geen regelmaat is resp. zonder vaste regel: zijn studie was zo onregelmatig, dat hij niets tot stand bracht; een onregelmatig kerkganger; de voorkant van het huis was onregelmatig opgetrokken; — (plantk.) een onregelmatige bloemkroon, kelk; — (spraakk ) afwijkend van de regel: onregelmatige werkwoorden.
2. grillig; waarin geen orde te ontdekken is: een onregelmatige steenmassa.