(sloot uit, heeft uitgesloten),
1. buitensluiten: iem. uitsluiten, meest fig., weren, niet toelaten; werklieden uitsluiten, niet toestaan te werken, als strijdmiddel tegen werkstakingen door werkgevers toegepast;
2. het zijn of zo-zijn niet toelaten : het een sluit het ander niet uit; dat is uitgesloten, dat kan niet gebeuren of niet gebeurd zijn, kan niet zo zijn;
3. uitzonderen: ik sluit niemand uit. Zie ook Uitgesloten.