Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oefenen

betekenis & definitie

(oefende, heeft geoefend),

1. (w. g.) zich geregeld met iets bezighouden: de jacht oefenen;
2. door geregelde herhaling bekwaam maken, vaardigheid doen verkrijgen: kinderen oefenen in het lezen, in het schrijven; een hond oefenen in het apporteren;hij oefent zijn spieren door zware gewichten te torsen; — wederk.: zich oefenen in het spreken van vreemde talen, in het zwemmen, paardrijden enz.; zich oefenen op de viool, op de fluit;
3. (Prot.) godsdienstige bijeenkomsten houden tot onderlinge stichting, inz. in een bijzonder huis en buiten de openbare eredienst om ;
4. (van macht, heerschappij, gezag, rechten, invloed enz.) van zich doen uitgaan, in zijn handelingen openbaren, feitelijk doen gelden: invloed oefenen (op iem. of iets); wraak oefenen, ten uitvoer leggen, voltrekken;
5. (van deugden en plichten) betrachten, in praktijk brengen : gerechtigheid oefenen; — geduld oefenen, geduld betonen, zich geduldig gedragen.

< >