Wat is de betekenis van Oefenen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

oefenen

oefenen - Werkwoord 1. (inerg) proberen zonder fouten uit te voeren, leren door te doen De solist was zijn solo aan het oefenen voordat hij een concert gaf. Synoniemen uitproberen

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

oefenen

oefenen - regelmatig werkwoord uitspraak: oe-fe-nen 1. het verschillende keren doen om het te leren ♢ ze oefenen een toneelstuk Regelmatig werkwoord: oe-fe-nen ik oefen jij/u oefent...

2024-04-20
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Oefenen

Oefenen is een zogenaamd frequentatief, d.w.z. een werkwoord dat een herhaalde handeling uitdrukt. Zo is bibberen een frequentatief van beven, trippelen van trappen, schuifelen van schuiven en oefenen vanoeven dat nog voortleeft in Duits üben. Oefenen is oorspronkelijk: zich herhaaldelijk of voortdurend met iets bezighouden en speciaal met de...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Oefenen

v., oefenje; zich —, jin klearmeitsje; een paard —, in hynder bidrave, biride, bileare, bimunsterje.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oefenen

(oefende, heeft geoefend), 1. (w. g.) zich geregeld met iets bezighouden: de jacht oefenen; 2. door geregelde herhaling bekwaam maken, vaardigheid doen verkrijgen: kinderen oefenen in het lezen, in het schrijven; een hond oefenen in het apporteren;hij oefent zijn spieren door zware gewichten te torsen; — wederk....

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oefenen

oefende, h. geoefend (1 voortdurend met iets bezig zijn, zich bezighouden; bekwaam maken door herhalen; 2 Prot. godsdienstige bijeenkomsten houden tot onderlinge stichting inz. buiten de openbare eredienst om, in een bijzonder huis; 3 van zich doen uitgaan; 4 van deugden: betrachten; betonen): 1. een gymnast oefent zijn spieren; z. in de wapenhande...

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

oefenen

('oefənən) (oefende, heeft geoefend) [~ Lat. opus, werk] 1. door gedurige herhaling vaardig maken : kinderen in het lezen, in het schrijven, in de gymnastiek, in het dansen; zign spieren door gymnastische oefeningen en sport; het geheugen -; geoefende vingers; een geoefend gehoor, gezicht, oordeel, vernuft; zich in het schermen. Syn. zie beoef...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Oefenen

(Os. obean) van den Germ. wt. ob = uitoefenen, verrichten, vooral landbouwwerkzaamheden: ,,Adam soude die eerde oefenen” (= bebouwen); ,,Noe (Noach) wert een ackerman ende begonste dat land te oeffenen”. Verder ook van godsdienstige handelingen; vandaar nog: openbare „oefeningen” en „oefenaar” = voorgangen in god...