I. NOTA
(Lat.), v. (-’s),
1. (Zuidn.) aantekening; — (Noordn.) nota van iets nemen, er kennis van nemen, het goed onthouden ;
2. geschrift waarin een officieel persoon het een of ander bericht openbaar maakt of zijn standpunt uiteenzet: een diplomatieke nota; nota van wijziging;
3. (kleine) rekening van geleverde goederen enz.: ik zal u met nieuwjaar de nota wel zenden; mag ik de nota, vraag in een hotel b.v. als men wil afrekenen.
II. NOTA (Lat.), geb. wijs, let wel.